Beste leden van de vaste kamercommissie van Justitie,
Iedere dag, al weken lang komt de aankondiging van de herdruk van de oorlogskranten op de televisie. Dit om ons geheugen op te frissen. Voor de groep die de oorlog hebben overleefd en dus speciaal ook voor mij brengt dat vreselijke herinneringen boven.
Maar ik zal me eerst even voorstellen. Ik ben Margriet Biemans-Sitton, geboren 4 maart 1935 in een van de meest arme buurten van de binnenstad van Rotterdam. Ook in onze straat vielen de bommen. Moeder moest met ons vluchten naar een veilige kelder van onze Opa. Mijn broertjes van 9, 7 en ik 5 jaar, en mijn jongste broertje van 3 jaar. Wij hadden doeken voor onze monden voor de verstikkende rook. Begrijpt U de pijn iedere dag het kapotgebombardeerde Rotterdam te zien. Nu er reclame wordt gemaakt voor de herdrukte oorlogskranten.
Ik wil U in het kort ons levensverhaal vertellen. Moeder had geen geld en kon dus niet voor ons zorgen. De voogdijraad, die in De Witte de Withstraat zat, kwam bij moeder. Drie van de vier kinderen werden in pleeggezinnen ondergebracht. Mijn broer van zeven bleef thuis, want hij was erg ziek geweest en kon niet zonder zijn moeder.
Ik was in Limburg van 1940 tot 1946, in Simpelveld bij een welgestelde familie. Het eerste jaar kwam ik bij oom Leo van Wersch met zijn huishoudster tante Mienie. Twee lieve mensen voor mij, hoewel ik in het begin wel veel moest huilen. Een vreemde omgeving, zo ver van Rotterdam. Ik ging er naar de kleuterschool, want ik was vijf jaar. Die herinneringen zijn niet fijn. Want daar sloegen ze ons. De naam van die non vergeet ik nooit: zuster Dianizia.
Een jaar later ging tante Minie trouwen met oom Pierre Bessems. De zus van Minie kwam toen in huis als huishoudster. Ze heette Trees. Het was beslist geen tante Minie. Zij misbruikte mij. Twee jaar lang moest ik haar tussen de middag ,kietelen'. Zij zat ook aan mij. Daar walg ik nu nog altijd van. Zij ging ook weg, want Leo van Wersch ging trouwen met ook een zus van die twee. In het begin ging het redelijk goed met deze nieuwe tante. Maar ze zou mij wel eens opvoeden en gebruikte daarbij een grote houten pollepel. Een keer had ze me zo geslagen dat ik ben weggelopen. Ik ben meerdere malen weggelopen. Maar toen had ze het wel erg bont gemaakt. Ik ging 's avonds niet naar huis. Dat was op een zaterdag. De ouders van een vriendinnetje hebben me toen opgevangen. Ze hebben mij vervolgens op maandagmorgen naar het politie-bureau gebracht. Kort daarna werd ik door een mijnheer naar Rotterdam gebracht. Ik kwam daar op het politie-bureau op de Coolsingel, want men had geen adres van mijn moeder. Die kwam mij een dag later ophalen.
De ellende ging verder. Maar dat zal ik U besparen.
Na het pleeggezin werd ik in het meisjestehuis St. Lucia geplaatst op de Binnenweg te Rotterdam. Mijn toenmalige voogdes juffrouw Feitsma besliste eerst, dat ik naar tehuis voor minderbegaafde meisjes moest. Mijn moeder was woedend toen ze dit hoorde en dreigde haar van de trap af te gooien.
Ik kreeg een andere voogdes: mevrouw Stoop. Zij wist dit alles te voorkomen. Deze mevrouw is later een goede kinderrechter geworden. Zij liet mij testen en daarna ging ik naar Sint Lucia bij de Franciscanessen op de Heemraadsingel te Rotterdam.
Mijn twee broers zijn ook seksueel misbruikt in het St. Laurentius-gesticht aan de Binnenweg te Rotterdam. Het waren de broeders van Zeven Smarten. Zij hebben daar hun hele leven zwaar onder geleden. Maar dat is ook een lang verhaal!
Dus drie kinderen uit een gezin van vier, die dit hebben meegemaakt. Dat is toch niet te vatten!
Op 17 november kwam de heer De Winter mij persoonlijk bezoeken. Hij heeft drie uur naar mijn verhaal geluisterd. Hij gaf de indruk dat het goed zou komen. Dat we toch mogen bestaan. Maar voor de zoveelste keer brak mijn hart! Want we hebben geen rechten. Justitie heeft besloten, dat wij op dat tijdstip door de Duitsers werden geregeerd. Dus kon de Nederlandse staat geen verantwoording over ons nemen.
Hoe kan dit bestaan? Wie heeft zoiets verzonnen? Dat is om van ons af te komen. Dit kan en mag niet waar zijn. Ons kleine groepje ouderen, die meegeholpen hebben om het land weer op te bouwen. Ik kan en wil dat niet accepteren. Ik heb er slapeloze nachten van gehad.
Dan al de afwijzingen, die zijn net zo erg, als wat mij in mijn leven door vele mensen is aangedaan. Eerst het pleeggezin, later het ,gestichtskind'. Wij waren de kinderen van slechte ouders. Dus wij kregen ook dat stempel mee. Wij waren kwetsbare kinderen, dus konden ze met ons doen, wat ze wilden. Wij zijn door alle instanties afgewezen, afgedankt, gediscrimineerd. Alsof we niet geboren zijn, niet bestaan hebben. Dit mag NIET en dat KAN NIET!
Ik word over een goede maand 82 jaar. Heb mijn gezin en een fijne man. Altijd hard gewerkt. Maar mijn verleden draag ik altijd met me mee. De nachtmerries. Dat verdriet zit diep in mijn ziel en gaat nooit over.
En dan wil ik er U ook nog op attenderen, dat de staatssecretaris van Justitie de kindbruidjes, die ons land binnen komen, accepteerd. Ze niet in bescherming neemt!
Verder worden er ook nog jaarlijks honderdvijftigduizend kinderen mishandeld en/of seksueel misbruikt. Waarvan er vijftig kinderen per jaar het leven bij verliezen.
Hoogachtend, met vriendelijke groet Margriet Biemans-Sitton
Iedere dag, al weken lang komt de aankondiging van de herdruk van de oorlogskranten op de televisie. Dit om ons geheugen op te frissen. Voor de groep die de oorlog hebben overleefd en dus speciaal ook voor mij brengt dat vreselijke herinneringen boven.
Maar ik zal me eerst even voorstellen. Ik ben Margriet Biemans-Sitton, geboren 4 maart 1935 in een van de meest arme buurten van de binnenstad van Rotterdam. Ook in onze straat vielen de bommen. Moeder moest met ons vluchten naar een veilige kelder van onze Opa. Mijn broertjes van 9, 7 en ik 5 jaar, en mijn jongste broertje van 3 jaar. Wij hadden doeken voor onze monden voor de verstikkende rook. Begrijpt U de pijn iedere dag het kapotgebombardeerde Rotterdam te zien. Nu er reclame wordt gemaakt voor de herdrukte oorlogskranten.
Ik wil U in het kort ons levensverhaal vertellen. Moeder had geen geld en kon dus niet voor ons zorgen. De voogdijraad, die in De Witte de Withstraat zat, kwam bij moeder. Drie van de vier kinderen werden in pleeggezinnen ondergebracht. Mijn broer van zeven bleef thuis, want hij was erg ziek geweest en kon niet zonder zijn moeder.
Ik was in Limburg van 1940 tot 1946, in Simpelveld bij een welgestelde familie. Het eerste jaar kwam ik bij oom Leo van Wersch met zijn huishoudster tante Mienie. Twee lieve mensen voor mij, hoewel ik in het begin wel veel moest huilen. Een vreemde omgeving, zo ver van Rotterdam. Ik ging er naar de kleuterschool, want ik was vijf jaar. Die herinneringen zijn niet fijn. Want daar sloegen ze ons. De naam van die non vergeet ik nooit: zuster Dianizia.
Een jaar later ging tante Minie trouwen met oom Pierre Bessems. De zus van Minie kwam toen in huis als huishoudster. Ze heette Trees. Het was beslist geen tante Minie. Zij misbruikte mij. Twee jaar lang moest ik haar tussen de middag ,kietelen'. Zij zat ook aan mij. Daar walg ik nu nog altijd van. Zij ging ook weg, want Leo van Wersch ging trouwen met ook een zus van die twee. In het begin ging het redelijk goed met deze nieuwe tante. Maar ze zou mij wel eens opvoeden en gebruikte daarbij een grote houten pollepel. Een keer had ze me zo geslagen dat ik ben weggelopen. Ik ben meerdere malen weggelopen. Maar toen had ze het wel erg bont gemaakt. Ik ging 's avonds niet naar huis. Dat was op een zaterdag. De ouders van een vriendinnetje hebben me toen opgevangen. Ze hebben mij vervolgens op maandagmorgen naar het politie-bureau gebracht. Kort daarna werd ik door een mijnheer naar Rotterdam gebracht. Ik kwam daar op het politie-bureau op de Coolsingel, want men had geen adres van mijn moeder. Die kwam mij een dag later ophalen.
De ellende ging verder. Maar dat zal ik U besparen.
Na het pleeggezin werd ik in het meisjestehuis St. Lucia geplaatst op de Binnenweg te Rotterdam. Mijn toenmalige voogdes juffrouw Feitsma besliste eerst, dat ik naar tehuis voor minderbegaafde meisjes moest. Mijn moeder was woedend toen ze dit hoorde en dreigde haar van de trap af te gooien.
Ik kreeg een andere voogdes: mevrouw Stoop. Zij wist dit alles te voorkomen. Deze mevrouw is later een goede kinderrechter geworden. Zij liet mij testen en daarna ging ik naar Sint Lucia bij de Franciscanessen op de Heemraadsingel te Rotterdam.
Mijn twee broers zijn ook seksueel misbruikt in het St. Laurentius-gesticht aan de Binnenweg te Rotterdam. Het waren de broeders van Zeven Smarten. Zij hebben daar hun hele leven zwaar onder geleden. Maar dat is ook een lang verhaal!
Dus drie kinderen uit een gezin van vier, die dit hebben meegemaakt. Dat is toch niet te vatten!
Op 17 november kwam de heer De Winter mij persoonlijk bezoeken. Hij heeft drie uur naar mijn verhaal geluisterd. Hij gaf de indruk dat het goed zou komen. Dat we toch mogen bestaan. Maar voor de zoveelste keer brak mijn hart! Want we hebben geen rechten. Justitie heeft besloten, dat wij op dat tijdstip door de Duitsers werden geregeerd. Dus kon de Nederlandse staat geen verantwoording over ons nemen.
Hoe kan dit bestaan? Wie heeft zoiets verzonnen? Dat is om van ons af te komen. Dit kan en mag niet waar zijn. Ons kleine groepje ouderen, die meegeholpen hebben om het land weer op te bouwen. Ik kan en wil dat niet accepteren. Ik heb er slapeloze nachten van gehad.
Dan al de afwijzingen, die zijn net zo erg, als wat mij in mijn leven door vele mensen is aangedaan. Eerst het pleeggezin, later het ,gestichtskind'. Wij waren de kinderen van slechte ouders. Dus wij kregen ook dat stempel mee. Wij waren kwetsbare kinderen, dus konden ze met ons doen, wat ze wilden. Wij zijn door alle instanties afgewezen, afgedankt, gediscrimineerd. Alsof we niet geboren zijn, niet bestaan hebben. Dit mag NIET en dat KAN NIET!
Ik word over een goede maand 82 jaar. Heb mijn gezin en een fijne man. Altijd hard gewerkt. Maar mijn verleden draag ik altijd met me mee. De nachtmerries. Dat verdriet zit diep in mijn ziel en gaat nooit over.
En dan wil ik er U ook nog op attenderen, dat de staatssecretaris van Justitie de kindbruidjes, die ons land binnen komen, accepteerd. Ze niet in bescherming neemt!
Verder worden er ook nog jaarlijks honderdvijftigduizend kinderen mishandeld en/of seksueel misbruikt. Waarvan er vijftig kinderen per jaar het leven bij verliezen.
Hoogachtend, met vriendelijke groet Margriet Biemans-Sitton