Nee, ik ben die ander niet
die ik in de spiegel ziet
Mijn gelaat dof als aangeslagen ramen
mijn ogen blind zonder jouw bril
En God, wat zou ik je uit
je spiegelpaleis willen trekken
en het zonlicht op je laten sneeuwen
Maar we zitten vast
elk aan onze kant
we staren in elkaars ogen
en gesloten mond
Mijn vuist splintert je naar beneden
wat haat ik je
je bent met zovelen
honderd ogen kijken terug
van op de begane grond
En ik kan niet anders
dan je samenvegen
die ik in de spiegel ziet
Mijn gelaat dof als aangeslagen ramen
mijn ogen blind zonder jouw bril
En God, wat zou ik je uit
je spiegelpaleis willen trekken
en het zonlicht op je laten sneeuwen
Maar we zitten vast
elk aan onze kant
we staren in elkaars ogen
en gesloten mond
Mijn vuist splintert je naar beneden
wat haat ik je
je bent met zovelen
honderd ogen kijken terug
van op de begane grond
En ik kan niet anders
dan je samenvegen