Spijt
Antwerpen, 1934.
Uit: Verzameld Werk, Amsterdam, 1976.
Willem Elsschot
- Dat in gemelijke grillen
- ik mijn dagen kon verspillen,
- dat ik haar voorbijgegaan
- of een steen daar had gestaan,
-
- dat ik heel mijn zondig leven
- heb gekregen zonder geven,
- dat mij alles heeft gesmaakt,
- dat ik niets heb uitgebraakt,
-
- dat ik niet kan herbeginnen
- haar te dienen, haar te minnen
- dat zij heen is en voorbij,
- bitter, bitter grieft het mij.
-
- Maar de jaren zijn verstreken
- en de kansen zijn verkeken.
- Moest die kist weer opengaan
- geen stuk vlees zat er nog aan.
-
- Priesters zalven en beloven,
- maar ik kan het niet geloven.
- Neen, er is geen wenden aan:
- als wij dood zijn is 't gedaan.
-
- Ja, gedaan. Wat helpt mijn klagen?
- Wat mijn roepen, wat mijn vragen?
- Wat ik bulder, wat ik zweer?
- De echo zendt mij alles weer.
-
- Gij die later wordt geboren,
- wilt naar wijze woorden horen:
- pakt die beide handen beet,
- dient het wijf dat moeder heet.
Antwerpen, 1934.
Uit: Verzameld Werk, Amsterdam, 1976.
Willem Elsschot