Zijn er voldoende mogelijkheden om wetenschappelijk onderzoek naar fysiek en psychisch geweld in de jeugdzorg van de afgelopen zeventig jaar te doen? Met deze vraag gaat een commissie van gespecialiseerde hoogleraren zich bezighouden op verzoek van het kabinet.
De staatssecretarissen Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) en Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) kondigen dit aan in een brief aan de Tweede Kamer. Het onderzoek beslaat de periode van 1945 tot nu toe. Voorzitter van de commissie is prof. dr. Micha de Winter, hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de Universiteit Utrecht.
De instelling van de onderzoekscommissie vloeit voort uit gesprekken die voormalig staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) in november 2014 heeft gevoerd met organisaties van lotgenoten. Daaruit bleek dat zij vooral erkenning willen van de overheid voor hetgeen hen als kind is aangedaan. Aanleiding voor die gesprekken was een Kamerdebat waarin Teeven had toegezegd een eventuele financiële regeling voor slachtoffers te willen bespreken.
Het onderzoek richt zich op minderjarigen die in pleeggezinnen en in rijksinstellingen hebben gezeten onder verantwoordelijkheid van de overheid. De commissie Vooronderzoek naar geweld in de jeugdzorg begint in september en dient uiterlijk 1 mei 2016 te rapport uit te brengen.
Het onderzoek bestaat uit twee fasen. In de eerste fase begint de commissie met het op papier zetten van definities: wat werd in de verschillende perioden waarop het onderzoek zich richt, precies onder geweld verstaan en welke uitingen daarvan vond men al dan niet toelaatbaar? In de jaren vijftig en zestig bijvoorbeeld, oordeelde de maatschappij heel anders over een ‘corrigerende tik’ dan vandaag de dag.
Vervolgens onderzoekt de commissie waar nog relevante archieven te vinden zijn, welke documentatie en vakliteratuur bestudeerd dienen te worden, en van welke personen er betrouwbare informatie kan worden ingewonnen. Daarbij is van belang of de commissie zich een beeld kan vormen van hoe professionals vroeger handelden en hoe kinderen en jongeren het mogelijke geweld ondergingen.
Als de commissie tot de conclusie komt dat een wetenschappelijk onderzoek naar lichamelijk en geestelijk geweld in zeventig jaar jeugdzorg mogelijk is, kan het kabinet besluiten om tot de tweede fase over te gaan. Dan gaat het om de vraag wat voor geweld er werd en mogelijk nog steeds wordt toegepast, hoe erop werd gereageerd en wat de gevolgen daarvan zijn geweest voor de slachtoffers. Zo’n vervolgonderzoek zou dan uiterlijk 1 juli 2017 gereed moeten zijn.
BRON: Commissie Geweld Jeugdzorg.nl
Downloads:
Brief aan 2e kamer
Instellingsbesluit
Bekijk de video hier
De staatssecretarissen Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) en Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) kondigen dit aan in een brief aan de Tweede Kamer. Het onderzoek beslaat de periode van 1945 tot nu toe. Voorzitter van de commissie is prof. dr. Micha de Winter, hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de Universiteit Utrecht.
De instelling van de onderzoekscommissie vloeit voort uit gesprekken die voormalig staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) in november 2014 heeft gevoerd met organisaties van lotgenoten. Daaruit bleek dat zij vooral erkenning willen van de overheid voor hetgeen hen als kind is aangedaan. Aanleiding voor die gesprekken was een Kamerdebat waarin Teeven had toegezegd een eventuele financiële regeling voor slachtoffers te willen bespreken.
Het onderzoek richt zich op minderjarigen die in pleeggezinnen en in rijksinstellingen hebben gezeten onder verantwoordelijkheid van de overheid. De commissie Vooronderzoek naar geweld in de jeugdzorg begint in september en dient uiterlijk 1 mei 2016 te rapport uit te brengen.
Het onderzoek bestaat uit twee fasen. In de eerste fase begint de commissie met het op papier zetten van definities: wat werd in de verschillende perioden waarop het onderzoek zich richt, precies onder geweld verstaan en welke uitingen daarvan vond men al dan niet toelaatbaar? In de jaren vijftig en zestig bijvoorbeeld, oordeelde de maatschappij heel anders over een ‘corrigerende tik’ dan vandaag de dag.
Vervolgens onderzoekt de commissie waar nog relevante archieven te vinden zijn, welke documentatie en vakliteratuur bestudeerd dienen te worden, en van welke personen er betrouwbare informatie kan worden ingewonnen. Daarbij is van belang of de commissie zich een beeld kan vormen van hoe professionals vroeger handelden en hoe kinderen en jongeren het mogelijke geweld ondergingen.
Als de commissie tot de conclusie komt dat een wetenschappelijk onderzoek naar lichamelijk en geestelijk geweld in zeventig jaar jeugdzorg mogelijk is, kan het kabinet besluiten om tot de tweede fase over te gaan. Dan gaat het om de vraag wat voor geweld er werd en mogelijk nog steeds wordt toegepast, hoe erop werd gereageerd en wat de gevolgen daarvan zijn geweest voor de slachtoffers. Zo’n vervolgonderzoek zou dan uiterlijk 1 juli 2017 gereed moeten zijn.
BRON: Commissie Geweld Jeugdzorg.nl
Downloads:
Brief aan 2e kamer
Instellingsbesluit
Bekijk de video hier