Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 16 van 35
diefstal, bij de andere zorgaanbieder weer aan het werk kan. Ik heb toegezegd te onderzoeken hoe zo‟n zwarte lijst er kan komen.
Ik wil benadrukken open te staan voor alle instrumenten die kunnen voorkómen dat medewerkers die over de schreef gaan elders weer aan de slag kunnen, zolang dat instrumentarium werkbaar en haalbaar is. Ik heb gekeken naar het huidige instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor zorgaanbieders. Van hieruit wil ik inzetten op twee sporen. Als eerste is de zorgaanbieder verantwoordelijk voor het creëren van een veilige woon- en leefomgeving. Daarvoor zijn al verschillende instrumenten beschikbaar. Zo bestaat er de mogelijkheid om over een kandidaat medewerker referenties op te vragen en informatie in te winnen. Tevens hebben zorgaanbieders reeds de mogelijkheid om door het vragen van een VOG te voorkomen dat ze personeelsleden in dienst nemen die vanwege hun antecedenten niet geschikt zijn.
Een tweede spoor waar ik op inzet is een experiment dat in de regio Haaglanden door Zorgscala is opgezet. Zorgscala is een branchevereniging van zorginstellingen in de regio Haaglanden. Zorgscala is bezig een „zwarte lijst‟ op te stellen, waarbij al de aangesloten zorginstellingen gezamenlijk afspraken maken ten aanzien van het gebruik van de zwarte lijst. Het experiment staat nog aan het begin, maar de verwachting is dat de lijst breder zal zijn dan alleen diefstaldelicten. Ik heb met Zorgscala afgesproken het experiment, dat nadrukkelijk een initiatief is van de betrokken veldpartijen, te volgen om daar informatie en lering uit te trekken en deze zo nodig verder te verspreiden.
Contact hierover met cliëntenvertegenwoordigers en ouderenorganisaties maakte duidelijk dat er draagvlak bestaat voor de bovenstaande lijn. Zij benadrukken de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen in deze en wijzen op het belang van een mentaliteitsverandering. Ik ben dan ook blij dat vanuit het veld zelf initiatieven worden genomen, zoals in de regio Haaglanden.
Overige actuele ontwikkelingen In onderstaande ga ik kort in op behaalde resultaten sinds 22 mei 2012 en op de belangrijkste activiteiten voor de komende periode. Op 15 juni 2012 heb ik de handreiking „Vrijwilligers tegen ouderenmishandeling‟ gelanceerd. Deze handreiking biedt vrijwilligers en organisaties die met vrijwilligers werken handvatten wat te doen bij signalen van ouderenmishandeling. Zij is breed verspreid en tot eind 2012 worden er voor verschillende organisaties (zoals Mezzo, Protestantse Kerk in Nederland / Kerk in Actie en Agora, ondersteuningspunt palliatieve zorg) workshops georganiseerd over de handreiking. Daarnaast is op 8 oktober jongstleden op een drukbezocht symposium de e- learning „Ouderen in veilige handen‟ gepresenteerd. Het gaat om drie doelgroepgerichte modules voor respectievelijk (student)verzorgenden, verpleegkundigen en medici. Deze modules zijn gebaseerd op het basismodel van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In de komende twee maanden worden in het kader van het Actieplan deze modules gratis verspreid onder genoemde doelgroepen. Voor het project „Voorkomen van financiële uitbuiting‟ ben ik in gesprek met een aantal centrumgemeenten, Elan Wonen, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en Rabobank Nederland om een aantal pilots op lokaal niveau voor te bereiden. Het doel van de pilots is om gemeenten toe te rusten om financiële uitbuiting te voorkomen en aan te pakken. Ook zal daarbij een
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 17 van 35
verbinding worden gelegd tussen de aanpak van financiële uitbuiting (als een van de vormen van ouderenmishandeling) en het beleid van gemeenten op het gebied van eenzaamheid. Uiteraard is het de bedoeling om, zoals ik in het debat van 14 juni 2012 heb toegezegd, in de pilots ook andere banken dan de Rabobank erbij te betrekken. Naar verwachting starten de pilots begin 2013. De ouderenbonden ANBO, Unie KBO, PCOB en het netwerk van organisaties van oudere migranten, NOOM (met een totaal bereik van 900.000 leden), heb ik bereid gevonden om gezamenlijk de voorlichtingscampagne over ouderenmishandeling uit te gaan voeren. Daarmee wordt het een campagne voor en door ouderen. Doel is om ouderenmishandeling bij ouderen zelf en hun omgeving bespreekbaar te maken. Vrijwilligers van de ouderenbonden worden getraind om voorlichting te geven. In 2013 – 2014 worden er ongeveer 400 themabijeenkomsten en 60 workshops gegeven. Voor deze campagne zijn posters en folders ontwikkeld. In het debat van 14 juni 2012 heb ik toegezegd u te informeren over het bedrag dat ik beschikbaar stel voor coaching en scholing van de ouderenbonden in het kader van de campagne. Voor de uitvoering stel ik ruim € 500.000 ter beschikking aan de gezamenlijke ouderenbonden. Begin 2013 start het project bij Mentorschap Netwerk Nederland, MNN (zie mijn brief van 9 juli 201219). MNN ontwikkelt daarvoor op dit moment een voorstel. Het plan „Voorkomen van overbelasting en ontsporing bij mantelzorgers‟ is onderdeel van mijn brede aanpak op het gebied van mantelzorg. In mijn brief van 22 mei 2012 heb ik de contouren van dit plan geschetst. Het plan kent twee prioriteiten. De eerste is de preventie van overbelasting. Op basis van de hierboven genoemde inventarisatie onder centrumgemeenten kan worden geconcludeerd dat gemeenten al veel instrumenten inzetten om overbelasting te voorkomen. Er hoeven geen nieuwe instrumenten meer ontwikkeld te worden. Het gaat er eerder om er voor te zorgen dat de verschillende instrumenten beschikbaar komen voor alle gemeenten. Daarnaast is het van belang om met elkaar er voor te zorgen dat overbelaste mantelzorgers ook daadwerkelijk bereikt worden. Daarom zal ik dit jaar lokale instrumenten en goede voorbeelden laten verzamelen en verspreiden onder de gemeenten. Ook zal ik in overleg met de gemeenten en partijen zoals Mezzo nagaan welke acties er nog nodig zijn om er voor te zorgen dat overbelaste mantelzorgers nog beter worden bereikt. Verder zet ik in op de versterking van de samenwerking tussen SHG‟s en de Steunpunten Mantelzorg. Ik zal de branches van deze steunpunten vragen hiervoor een voorstel te ontwikkelen. De tweede prioriteit richt zich op de vraag hoe ontspoorde mantelzorg aan te pakken. Uit genoemde inventarisatie komt naar voren dat er nog weinig ontwikkeld of bekend is hoe te handelen bij ontspoorde mantelzorg. Belangrijke vragen daarbij zijn: - Hoe kan de relatie tussen betrokkenen zodanig worden hersteld dat er geen kans meer is op herhaling? - Welke aanvullende instrumenten zijn nodig bovenop de instrumenten die al worden ingezet in het kader van preventie van overbelasting? Ik start dit jaar nog met een onderzoek naar deze twee vragen, om in 2013 op basis van dit onderzoek te bepalen welke acties ondernomen moeten worden om ontsporing aan te pakken.
19 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 29538, nr. 137
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 18 van 35
Uitvoering project ‘Aanpak geweld in huiselijke kring’ In reactie op het advies van commissie De Jong, heb ik een aantal maatregelen aangekondigd20 om te komen tot een toekomstbestendig en flexibel stelsel van hulp aan en opvang van álle slachtoffers van geweld in huiselijke kring. Bij de uitvoering daarvan werk ik samen met de VNG, de (centrum)gemeenten en de Federatie Opvang (FO). Ook betrek ik andere partijen, zoals de MOgroep, GGD Nederland en Jeugdzorg Nederland. De VNG en de Federatie Opvang voeren vanaf juli 2012 het project „Aanpak geweld in huiselijke kring‟ uit. Dit project loopt tot eind 2014, waarna vanaf 2015 sprake moet zijn van een vernieuwd stelsel.
Stand van zaken Een belangrijk onderdeel van het project betreft het opstellen van regiovisies (regionale beleidsplannen). Doel is om de beleidsmatige aanpak van geweld in huiselijke kring bij (centrum)gemeenten te versterken. In de regiovisies zal ook nadrukkelijk aandacht worden besteed aan kwaliteit en toezicht. Hiertoe wordt onder andere door de Federatie Opvang een kwaliteitsdocument opgesteld, zodat de opbrengst van het door mij gefinancierde Verbeterplan Vrouwenopvang wordt geborgd. Bij dit deelproject wordt tevens de motie- Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s.21 over kinderen in de opvang betrokken. Daarnaast heb ik de VNG en de Federatie Opvang gevraagd advies uit te brengen over een model voor de hulp en opvang aan specifieke groepen vanaf 2015. Bij dit advies worden in ieder geval de volgende groepen meegenomen: slachtoffers van loverboys, mannen die slachtoffer zijn van (eergerelateerd) geweld en meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld. Uitgangspunt hierbij is een toekomstbestendig systeem, waarbij door gemeenten in samenwerking met de opvang in de toekomst flexibel kan worden ingespeeld op (nieuwe) specifieke groepen die zich aandienen. Het advies heeft ook betrekking op de opvang van tienermoeders, waarvan ik in mijn reactie op commissie-De Jong heb aangekondigd dat deze groep, voor zover geen sprake is van geweld, ondergebracht zal worden in het systeem van de maatschappelijke opvang. Nadat de VNG en de Federatie Opvang hebben geadviseerd, zal in 2013 en 2014 de nadere uitwerking hiervan plaatsvinden. Alles is erop gericht de opvang van specifieke groepen zorgvuldig over te dragen aan gemeenten. Gelijktijdig met dit project werk ik op dit moment de overige maatregelen uit genoemde beleidsbrief uit. Om de positie van slachtoffers in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te versterken zal ik de definitie, prestatieveld 7 én artikel 4 (compensatieplicht) van de Wmo wijzigen. Deze wetswijzigingen worden thans voorbereid en naar verwachting in 2013 bij uw Kamer ingediend. Verder wordt er een objectief verdeelmodel voor de rijksmiddelen opgesteld, gebaseerd op objectieve uitgangspunten in plaats van historische componenten. Ten slotte start eind dit jaar een experiment integrale toegang en bekostiging vrouwenopvang bij de gemeenten Amsterdam, Almere, Leeuwarden en Tilburg. Doel van dit experiment is om te verkennen hoe er meer samenhang gebracht kan worden in de organisatie en bekostiging van arrangementen van zorg en ondersteuning in de vrouwenopvang. Het experiment loopt tot begin 2015. In 2012 heb ik voor de aanpak van geweld in huiselijke kring structureel € 7
20 Zie hiervoor Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 29325, nr. 117 21 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 29 325, nr. 58
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 19 van 35
miljoen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang. Deze middelen zijn bedoeld voor de hulpverlening na een tijdelijk huisverbod en voor de versterking van de SHG‟s en hun ketenpartners. In de voortgangsbrief stelselwijziging jeugd „Geen kind buitenspel‟22 is aangekondigd dat gemeenten verantwoordelijk worden voor een gecombineerd meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Zo wordt voor burgers en professionals duidelijker waar zij terecht kunnen voor hulp bij (vermoedens van) deze vormen van geweld. De nader te definiëren taken van dit meldpunt worden wettelijk geregeld. Daarbij zal ik ook bekijken wat op de langere termijn de verhouding van deze front-office tot de Hulplijn Seksueel Misbruik is. Om de gewenste samenvoeging van AMK‟s en SHG‟s zorgvuldig tot stand te brengen start ik, zoals in deel 1 van de brief beschreven, met een implementatietraject.
Aanpak kindermishandeling Dit jaar is het eerste jaar van de uitvoering van het Actieplan „Kinderen Veilig‟. Dit actieplan is 15 december 2011 met uw Kamer besproken. Aan het actieplan lagen diverse rapporten23 en gesprekken met veldpartijen ten grondslag.
Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik Op 11 september 2012 is de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik officieel ingesteld. De Taskforce, onder leiding van burgemeester Van der Laan van Amsterdam, bestaat uit vooraanstaande bestuurders en professionals die binnen hun vakgebied (al) veelbetekenend zijn voor de aanpak van kindermishandeling. Door deze krachten te bundelen krijgt de aanpak van kindermishandeling een belangrijke impuls. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel is als waarnemer toegevoegd aan de Taskforce. De Taskforce heeft een aanjagende rol bij de uitvoering van het actieplan om de ambities kracht bij te zetten. Naast eigen activiteiten die de Taskforce zal ondernemen, vindt ook monitoring van de uitvoering van het actieplan plaats. Omdat een daadkrachtige aanpak staat of valt met de betrokkenheid van omstanders en professionals, zal de Taskforce een voortdurend appèl doen op ieders verantwoordelijkheid. De Taskforce heeft drie speerpunten waar zij zich gedurende de uitvoering van het Actieplan „Kinderen Veilig‟ op zal richten. Het eerste speerpunt is de aanpak van seksueel misbruik. Hierbij wordt bijzondere aandacht gegeven aan licht verstandelijk beperkte en lichamelijk gehandicapte kinderen. Deze bijzondere aandacht is conform hetgeen ik u heb toegezegd in het AO beperkt weerbaar van 8 februari 2012. Een expert op dit gebied is benoemd als lid van de Taskforce. Preventie en multidisciplinaire aanpak zijn het tweede respectievelijk derde speerpunt. De Taskforce zal de verspreiding van het ouderprotocol Haaglanden onder ziekenhuizen verder ter hand nemen. Dit is conform mijn toezegging aan het lid Van der Burg (VVD) tijdens het AO kindermishandeling van 15 december 2011. Momenteel wordt in verschillende ziekenhuizen op de spoedeisende hulp gewerkt met een (vorm van) ouderprotocol kindermishandeling. Voorbeelden hiervan zijn ziekenhuizen in de vier grote steden en ziekenhuizen in Groningen en Friesland. In april 2013 komen de resultaten beschikbaar van het effectiviteitsonderzoek van het Haags ouderprotocol.
22 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 31839, nr. 200 23 Evaluatie regionale aanpak, advies Gezondheidsraad over zorgaanbod, Prevalentieonderzoek
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 20 van 35
In november 2012 zal de Taskforce haar werkprogramma en de eerste monitor presenteren.
Multidisciplinaire aanpak In het Actieplan „Kinderen Veilig‟ is de multidisciplinaire aanpak kindermishande- ling één van de drie speerpunten. Voor het stoppen van de ernstiger zaken en de behandeling van slachtoffers en daders moet de samenwerking worden verbeterd. De samenwerking tussen partijen uit de jeugdzorg, justitie en medische zorg staat centraal in de multidisciplinaire aanpak. Er zijn en worden in het land verschillende initiatieven genomen om, gegeven de lokale omstandigheden, de samenwerking rondom het mishandelde kind te verbeteren. Door het komend anderhalf jaar een zestal initiatieven te volgen die verschillen in hun opzet en aanpak, krijgen we meer inzicht in de meerwaarde en werkzame bestanddelen van deze aanpak voor Nederland. ZonMW begeleidt dit traject. De zes initiatieven die gevolgd worden zijn: de twee multidisciplinaire centra in Haarlem en Friesland (zoals al aangekon- digd in het actieplan), TASK Amsterdam, het Veilig Verder team Den Haag, de intersectorale aanpak Gelderland en het project TALK Utrecht. Het lid Van Toorenburg (CDA) heeft mij in het AO van 15 december 2011 verzocht om de ervaringen van het Centrum Seksueel geweld te betrekken bij het volgen van de multidisciplinaire samenwerking. Ik kan u melden dat dit zal gebeuren, aangezien het Centrum onderdeel uitmaakt van het TALK Utrecht project. Mo- menteel wordt door ZonMW in overleg met de initiatieven een monitor opgesteld die begin 2013 eerste inzichten zal bieden. In het voorjaar van 2014 komt het eindverslag en zal het kabinet met gemeenten bekijken of de nieuwe aanpak bre- de inzet verdient en op welke wijze dat vorm kan krijgen in het nieuwe jeugdstel- sel. Ook de Taskforce zal hier uiteraard bij worden betrokken.
Aandacht voor kindermishandeling in opleidingen De afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor kindermishandeling en huiselijk geweld in medische opleidingen voor aankomende professionals. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) heeft voor de medische opleidingen een inven- tarisatie gemaakt. In bijna alle bevraagde opleidingen is aandacht voor de on- derwerpen in het curriculum vastgelegd. In de afgelopen drie tot vijf jaar is er het nodige veranderd, de maatschappelijke aandacht voor de thematiek is toegenomen en in 34 van de 42 bevraagde opleidingen is er in het onderwijs- programma structurele aandacht voor kindermishandeling. Voor huiselijk ge- weld is het aantal iets lager, maar ook dit thema is in de meeste opleidingen een structureel onderdeel van het onderwijsprogramma. Aandacht voor kin- dermishandeling en huiselijk geweld is meestal verplicht gesteld, de intensiteit varieert tussen een vak, blok, kader of module. Het komt dus bijna niet voor dat het aanbod slechts facultatief is. Op basis van deze inventarisatie worden met de artsenfederatie KNMG in expertmeetings en in een werkgroep voorstellen ontwikkeld voor de curricula van medische opleidingen. Hierin wordt ingegaan op de vraag of de mate van aandacht voldoende is en of studenten aan het einde van hun opleidingen over voldoende competenties beschikken. Deze vraag is in het onderzoek een belangrijke vervolgvraag genoemd. In bijlage 1 wordt ook ingegaan op de aandacht in medische opleidingen voor kindermishandeling, in het bijzonder wat betreft medisch-forensische expertise. Eind dit jaar zal daarnaast worden gestart met een inventarisatie van andere beroepsgroepen, zoals die voor het maatschappelijk werk en voor het basis- en voortgezet onderwijs, om te achterhalen of de verbeteringen die zichtbaar
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 21 van 35
zijn bij de medische opleidingen zich ook bij de andere opleidingen hebben voorgedaan. Ik ben van mening dat er nog altijd ruimte is voor verbetering. Ik ontwikkel daarom een plan van aanpak om de aandacht voor kindermishandeling en huiselijk geweld in de curricula van de initiële opleidingen beter te verankeren. Hierbij richt ik mij zowel op het bestuurlijke niveau (top down) als op de docenten (bottom up). Ik begin op de werkvloer en ontwikkel voor gemotiveerde docenten werkvormen waarmee zij direct aan de slag kunnen. Op die manier kunnen leerlingen nu al worden opgeleid in de competenties die nodig zijn om te signaleren en handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarnaast verwacht ik een positieve invloed van de voorgenomen wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Immers moeten professionals (ook als zij net van school komen) kunnen werken met de meldcode. Hiermee creëert de wet meldcode naar verwachting vraag naar meer aandacht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in de initiële opleidingen, bijvoorbeeld via de werkgevers. In het genoemde plan van aanpak formuleer ik verdere acties die bevorderen dat huiselijk geweld en kindermishandeling in alle relevante opleidingen een structurele plek krijgen in het curriculum. Het plan van aanpak is naar verwachting eind 2012 gereed.
Geweldloos opvoeden TNO heeft een werkwijze ontwikkeld ter voorkoming van het schudden van baby‟s o.a. bij excessief huilen. Enkele leden van uw Kamer hebben verzocht haast te maken met de invoering van deze werkwijze die in de Verenigde Staten zeer effectief is gebleken24. Vanuit mijn ministerie zijn dit voorjaar het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg en het Kenniscentrum Kraamzorg gevraagd deze werkwijze in overleg met TNO in te voeren in de dagelijkse praktijk. Op dit moment wordt de aanpak voor preventie van het Shaken Baby Syndroom in Amsterdam geïmplementeerd en wordt implementatie in Den Haag voorbereid. Daarnaast bereidt TNO samen met het Kenniscentrum Kraamzorg, het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en betrokken branche- en beroepsorganisaties de ontwikkeling van een e-learning module voor om professionals te ondersteunen bij de uitvoering van de interventie.
Beleidsreactie op rapport vraag en aanbod forensisch-medische expertise Bij de aanpak van kindermishandeling, is de inzet van forensisch-medische experts (FME) van belang voor kind en ouders, want met deze expertise kan kindermishandeling worden aangetoond én uitgesloten. Het rapport „Vraag en aanbod van forensisch-medische expertise bij de aanpak van kindermishandeling‟ gaat over de inzet van FME en is in januari 2012 naar uw Kamer gestuurd25. De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid „Over de fysieke veiligheid van het jonge kind‟26. De Raad constateert dat forensisch-medische expertise nog beter benut kan worden in de strijd tegen kindermishandeling. Hierbij ontvangt u een korte reactie op het rapport over FME.
24 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 31015, nr. 76 25 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 - 2012, 31015, nr. 75 26 Kamerstukken II, vergaderjaar 2010 - 2011, 31015, nr. 55
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 22 van 35
De grootste toegevoegde waarde van het rapport is dat het een goed landelijk overzicht geeft van alle betrokkenen bij en aanbieders van FME. Hoe dit aanbod zich numeriek verhoudt tot de vraag is minder duidelijk. Echter, voor wat betreft de afstemming tussen de vraag en het aanbod, geven de afnemers aan over het algemeen tevreden te zijn over de wijze waarop hun vraag door de aanbieders wordt beantwoord. Dat is een belangrijke en positieve conclusie. De aandachts- punten die de onderzoekers in het rapport benoemen, zijn omgezet in een aantal actiepunten, welke hieronder staan vermeld. Ten eerste zal het aanbod van FME beter worden ontsloten. Hiertoe wordt een ketenbreed stroomschema uitgewerkt, dat de medische sector, jeugdzorg en de justitiële sector omvat. Hiermee komt meer structuur in de inzet van FME bij kindermishandeling. Als onderdeel van dit stroomschema zullen tevens door een bureau sociale kaarten per regio worden gemaakt en beschikbaar gesteld aan professionals, waarmee ze een goed beeld krijgen van waar ze concreet in de eigen regio terecht kunnen. De Raad voor de Kinderbescherming gaat waar nodig een nauwere samenwer- kingsrelatie aan met forensisch-medische experts, bijvoorbeeld van het NFI. Ten tweede wordt gezocht naar mogelijkheden om ontwikkelingen in vraag en aanbod met regelmaat in kaart te brengen, zodat een eventueel toekomstig tekort in aanbod tijdig kan worden ontdekt. Ten derde zal worden gestimuleerd dat in diverse opleidingen voor medici aandacht is en blijft voor het herkennen van kindermishandeling. Verder wordt in overleg met de beroepsgroep bezien of kwaliteitscriteria en registratie-eisen nodig zijn, om forensisch artsen met specifieke kennis ten aanzien van kin- dermishandeling beter te duiden. Ten vierde zal in het kader van de daderaanpak huiselijk geweld, worden in- gezet op een betere opsporing en vervolging van onder andere kindermishan- deling. Dit moet leiden tot een meer eenduidige werkwijze bij de opsporing en vervolging van kindermishandeling en daarbij de inzet van FME. Ten vijfde is de informatie-uitwisseling tussen beroepsgroepen een aandachts- punt. Hierbij zal eerst worden bezien welke instrumenten al bestaan, om pri- vacyobstakels weg te werken en informatie-uitwisseling te vereenvoudigen. Ten zesde wordt voor de inschakeling van de diensten van de FPKM (Forensi- sche Polikliniek Kindermishandeling) door onder meer vertrouwensartsen voor 2013 een bijdrage beschikbaar gesteld27. Het College voor Zorgverzekeringen heeft geoordeeld dat de diensten van de FPKM niet zijn te duiden als genees- kundige zorg in de zin van de Zorgverzekeringswet. In overleg met FPKM en andere betrokken partijen zal in 2013 een besluit worden genomen over de fi- nanciering. Hierbij zullen ook de uitkomsten van het rapport worden betrok- ken.
Het onderzoeksrapport biedt waardevolle informatie en brengt ons een stap verder in het proces om te komen tot verbeterde inzet van forensisch-medische expertise in Nederland. Voor de reflectie op het rapport en de verdere achtergrond en uit- werking van bovenstaande actiepunten, verwijs ik u naar bijlage 1 waarin een uitgebreide beleidsreactie is opgenomen.
Aanpak kinderpornografie Naar aanleiding van de bevindingen van de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) wordt momenteel geïnventariseerd welke activiteiten er zijn om ouders en jongeren digivaardig en digi-alert te maken, en 27 Deze bijdrage komt ten laste van begrotingsartikel 5, Jeugd.
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 23 van 35
welke daarvan aanscherping behoeven om kinderen te behoeden voor seksueel misbruik binnen de digitale wereld. Dit gebeurt in overleg met het ministerie van OCW, overige initiatieven en de NRM. De NRM is, zoals eerder aangegeven, als waarnemer toegevoegd aan de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik. De landelijke inrichting van de aanpak van kinderpornografie is een feit. Bij politie en OM is extra capaciteit vrijgemaakt voor de opsporing en vervolging inzake kinderpornografie en kindersekstoerisme. Op 2 oktober 2012 bent u over de voortgang aanpak kinderpornografie in justitieel kader door de minister van V&J geïnformeerd28.
Ondersteuning en opvang overige specifieke groepen Tot het moment van inwerkingtreding van het nieuwe stelsel voor de vrouwenopvang (zie hierboven) zorg ik ervoor dat de opvangvoorzieningen die nu nog via het Rijk worden bekostigd, worden voorgezet. Het gaat hierbij om de opvang van Asja2 van Fier Fryslân, tienermoederopvang van Siriz in Gouda, mannenopvang in de G4 en opvang van meisjes die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld (Zahir en EVA).
Opvang buitenlandse slachtoffers van mensenhandel De Categorale Opvang Slachtoffers van Mensenhandel voor buitenlandse slachtoffers van mensenhandel die gebruik maken van de bedenktijd wordt bekostigd door drie departementen (V&J, BZK en VWS). Deze opvang is sinds juni 2012 uitgebreid van 50 naar 70 plaatsen, zoals door de minister van V&J is beschreven in zijn brief van 3 juli 201229. Voorts wordt gewerkt aan verbetering van doorstroom, zie daarvoor de brief van de minister van V&J van 8 oktober 201230. Naast de in deze brief genoemde maatregelen houdt het kabinet de situatie voor deze groep nauwlettend in de gaten en onderneemt actie, wanneer dat nodig is.
Huwelijksdwang Huwelijksdwang, en verwante vormen van inperking van zelfbeschikkingsrecht waaronder achterlating, eergerelateerd geweld en huwelijkse gevangenschap, zijn vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. In het geval van minderjarige slachtoffers is er sprake van kindermishandeling. Het uitoefenen van huwelijksdwang is in strijd met internationale mensenrechtenverdragen en de verworvenheden van onze rechtsstaat en daarom onacceptabel. De vrijheid van het individu om zelf zijn of haar huwelijkspartner te kiezen is immers een in de wet verankerd recht. Bij de aanpak van huwelijksdwang geldt bij uitstek dat voorkomen beter is dan genezen. Het strafrecht is waar het gaat om de aanpak van huwelijksdwang een belangrijk en noodzakelijk sluitstuk. Groepsdruk, gevoelens van schaamte of angst voor repercussies zorgen er voor dat veel zaken niet bekend worden. Er moet daarom bovenal op preventieve maatregelen worden ingezet.
Het kabinet heeft daarom besloten tot het intensiveren van de aanpak van huwelijksdwang. In de brief31 hierover die begin juli 2012 aan uw Kamer is gestuurd zijn de maatregelen aangekondigd die de komende jaren worden ingezet 28 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 31015, nr. 81 29 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 - 2012, 28638, nr. 90 30 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 28638, nr. 92 31 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 32175, nr. 35
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 24 van 35
in het kader van de preventie van huwelijksdwang. Deze maatregelen zijn gericht op het bevorderen van bewustwording en mentaliteitsverandering binnen gemeenschappen waar dit voorkomt, op de deskundigheidsbevordering van professionals en op het versterken van de lokale (keten)aanpak. Enkele concrete maatregelen zijn bijvoorbeeld een multimediale campagne voor jongeren, voorlichting aan huwelijksmigranten over het feit dat gedwongen huwelijken in Nederland onaanvaardbaar en strafbaar zijn en een e-learningmodule voor werknemers in de gezondheidszorg en de hulpverlening. Daarnaast wordt op basis van beschikbare gegevens en signalen het voorkomen van huwelijksdwang en achterlating zo goed mogelijk in beeld gebracht. Het plan van aanpak voor de preventie van huwelijksdwang is een actieplan voor de periode 2012-2014 en is op dit moment in uitvoering.
Aan uw Kamer is toegezegd dat een verkennersgroep de problematiek die speelt bij de aanpak van huwelijksdwang en gedwongen achterlating in kaart brengt en met een voorstel voor een effectieve aanpak komt. Uw Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2013 geïnformeerd.
De colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten zijn door de minister van BZK op 5 juli 2012 nogmaals gewezen op de circulaire van 30 juni 2005. In de circulaire worden mogelijkheden beschreven die ambtenaren, belast met de uitvoering van de Wet GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), ter beschikking staan om bij een aangifte van verhuizing of vertrek van personen een vermoedelijke achterlating te onderkennen en in voorkomende gevallen daarvan een signaal af te geven aan Jeugdzorg.
Op 23 oktober jl. heeft uw Kamer het wetsvoorstel strafrechtelijke aanpak huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking aanvaard (32840). Hiermee wordt beoogd ernstige vormen van dwang, waaronder huwelijksdwang, strenger te kunnen bestraffen. Daarnaast wordt beoogd slachtoffers van huwelijksdwang meer bescherming te bieden, alsmede beter te kunnen optreden tegen in het buitenland gepleegde huwelijksdwang. Hoewel in de eerste plaats preventie van huwelijksdwang van groot belang is, vormt dit wetsvoorstel een belangrijke maatregel in de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang.
Aanpak loverboys In het algemeen overleg „ronselen van meisjes in jeugdzorginstellingen door loverboys‟ op 9 februari 2012 heb ik toegezegd om de medewerking van onderwijsinstellingen aan voorlichtingsprogramma‟s over seksuele weerbaarheid te agenderen voor het „Magenta overleg‟. Het kabinet zet zich in om aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit op scholen nog dit jaar verplicht te stellen, zoals eerder in deze brief is uiteengezet. In ditzelfde algemeen overleg is de rol van social media en mogelijke slachtoffers van loverboys aan de orde gekomen. Ik verwijs u hieromtrent naar de tekst hierover die hierna volgt (pijler 3).
Voor de uitvoering van de motie-Van der Burg32 over specialistische behandeling voor slachtoffers van loverboys heb ik in september een expertmeeting georganiseerd. Ter voorbereiding van deze bijeenkomst heeft het Verwey Jonker Instituut een inventarisatie uitgevoerd naar de opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys bij de betreffende instellingen (jeugdzorg en vrouwenopvang). Tijdens de bijeenkomst hebben professionals en onderzoekers 32 Kamerstukken II, 2011-2012 31839, nr. 181
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 25 van 35
gediscussieerd aan de hand van de inventarisatie. Op basis van de uitkomsten bereid ik nu een beleidsstandpunt hierover voor. Dat standpunt zal vermoedelijk niet meer in deze kabinetsperiode kunnen worden afgerond, maar ik wil mijn opvolger zo goed mogelijk voorzien van grondstof voor keuzes.
In voornoemd algemeen overleg heb ik tevens toegezegd om een antwoord te geven op de vraag hoe de eigen bijdrage in de GGZ zich in het nieuwe stelsel van zorg voor jeugd verhoudt tot slachtoffers van loverboys. In het kader van de stelselherziening jeugd zal de jeugd-GGZ worden overgeheveld naar de gemeenten. In het concept-voorstel van de nieuwe jeugdwet is opgenomen dat de jeugd-GGZ tot 18 jaar onder verantwoordelijkheid van gemeenten komt te vallen. Verzekerden van 18 jaar of ouder die GGZ ontvangen vallen onder de Zorgverzekeringswet. In de conceptwet is tevens voor gemeenten de mogelijkheid opgenomen om een eigen bijdrage te heffen die zoveel mogelijk overeenkomt met de eigen bijdrage in de Wmo. Naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van deze regeling wordt binnenkort een onderzoek gestart en dit zal in het voorjaar van 2013 tot resultaat leiden. Voor patiënten van 18 jaar of ouder blijft geestelijk gezondheidszorg onder de Zorgverzekeringswet vallen. In het deelakkoord over de begroting van 2013 is opgenomen dat de eigen bijdrage GGZ wordt afgeschaft. Inmiddels heeft uw Kamer de motie-Harbers/Plaskerk33 aanvaard, waarin wordt verzocht in te stemmen met het deelakkoord begroting 201334.
Internationaal Ook op internationaal niveau is er aandacht voor de thematiek van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Een voorbeeld daarvan is het Verdrag tegen geweld tegen vrouwen en geweld in huiselijke kring van de Raad van Europa. Nederland is voornemens dit verdrag te ondertekenen en ratificeren, omdat het kabinet het belang van dit verdrag onderschrijft. Inmiddels zijn de voorbereidingen voor de goedkeuring en uitvoering van dit verdrag gestart35.
Pijler 2: Gerichte aanpak van daders
In de voorafgaande tekst van pijler 1 is reeds op enkele aspecten van de daderaanpak ingegaan, bijvoorbeeld waar het gaat om ouderenmishandeling en het wetsvoorstel huwelijksdwang. Aanvullend daarop wordt hierna specifiek ingegaan op de daderaanpak.
Code Rood In de Kamerbrieven van 13 januari 201136 en 21 november 201137 is aangekon- digd dat een verscherpte aanpak voor recidiverende daders en daders van „intima- te terrorism‟ 38 (dit zijn de ernstigste groepen daders van geweld in huiselijke
33 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 - 2013, 33400, nr. 6 34 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 33410, nr. 12 35 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 28345, nr. 124 36 Kamerstukken II, vergaderjaar 2010 – 2011, 28345, nr. 109 37 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 28345, nr. 116 38 Bij „intimate terrorists‟ gaat het om de meest extreme categorie daders van geweld in huiselijke kring waarbij de dader het slachtoffer probeert te domineren door controle en macht uit te oefenen, psychisch geweld te plegen en te dreigen met lichamelijk geweld.
Pagina 16 van 35
diefstal, bij de andere zorgaanbieder weer aan het werk kan. Ik heb toegezegd te onderzoeken hoe zo‟n zwarte lijst er kan komen.
Ik wil benadrukken open te staan voor alle instrumenten die kunnen voorkómen dat medewerkers die over de schreef gaan elders weer aan de slag kunnen, zolang dat instrumentarium werkbaar en haalbaar is. Ik heb gekeken naar het huidige instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor zorgaanbieders. Van hieruit wil ik inzetten op twee sporen. Als eerste is de zorgaanbieder verantwoordelijk voor het creëren van een veilige woon- en leefomgeving. Daarvoor zijn al verschillende instrumenten beschikbaar. Zo bestaat er de mogelijkheid om over een kandidaat medewerker referenties op te vragen en informatie in te winnen. Tevens hebben zorgaanbieders reeds de mogelijkheid om door het vragen van een VOG te voorkomen dat ze personeelsleden in dienst nemen die vanwege hun antecedenten niet geschikt zijn.
Een tweede spoor waar ik op inzet is een experiment dat in de regio Haaglanden door Zorgscala is opgezet. Zorgscala is een branchevereniging van zorginstellingen in de regio Haaglanden. Zorgscala is bezig een „zwarte lijst‟ op te stellen, waarbij al de aangesloten zorginstellingen gezamenlijk afspraken maken ten aanzien van het gebruik van de zwarte lijst. Het experiment staat nog aan het begin, maar de verwachting is dat de lijst breder zal zijn dan alleen diefstaldelicten. Ik heb met Zorgscala afgesproken het experiment, dat nadrukkelijk een initiatief is van de betrokken veldpartijen, te volgen om daar informatie en lering uit te trekken en deze zo nodig verder te verspreiden.
Contact hierover met cliëntenvertegenwoordigers en ouderenorganisaties maakte duidelijk dat er draagvlak bestaat voor de bovenstaande lijn. Zij benadrukken de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen in deze en wijzen op het belang van een mentaliteitsverandering. Ik ben dan ook blij dat vanuit het veld zelf initiatieven worden genomen, zoals in de regio Haaglanden.
Overige actuele ontwikkelingen In onderstaande ga ik kort in op behaalde resultaten sinds 22 mei 2012 en op de belangrijkste activiteiten voor de komende periode. Op 15 juni 2012 heb ik de handreiking „Vrijwilligers tegen ouderenmishandeling‟ gelanceerd. Deze handreiking biedt vrijwilligers en organisaties die met vrijwilligers werken handvatten wat te doen bij signalen van ouderenmishandeling. Zij is breed verspreid en tot eind 2012 worden er voor verschillende organisaties (zoals Mezzo, Protestantse Kerk in Nederland / Kerk in Actie en Agora, ondersteuningspunt palliatieve zorg) workshops georganiseerd over de handreiking. Daarnaast is op 8 oktober jongstleden op een drukbezocht symposium de e- learning „Ouderen in veilige handen‟ gepresenteerd. Het gaat om drie doelgroepgerichte modules voor respectievelijk (student)verzorgenden, verpleegkundigen en medici. Deze modules zijn gebaseerd op het basismodel van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In de komende twee maanden worden in het kader van het Actieplan deze modules gratis verspreid onder genoemde doelgroepen. Voor het project „Voorkomen van financiële uitbuiting‟ ben ik in gesprek met een aantal centrumgemeenten, Elan Wonen, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en Rabobank Nederland om een aantal pilots op lokaal niveau voor te bereiden. Het doel van de pilots is om gemeenten toe te rusten om financiële uitbuiting te voorkomen en aan te pakken. Ook zal daarbij een
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 17 van 35
verbinding worden gelegd tussen de aanpak van financiële uitbuiting (als een van de vormen van ouderenmishandeling) en het beleid van gemeenten op het gebied van eenzaamheid. Uiteraard is het de bedoeling om, zoals ik in het debat van 14 juni 2012 heb toegezegd, in de pilots ook andere banken dan de Rabobank erbij te betrekken. Naar verwachting starten de pilots begin 2013. De ouderenbonden ANBO, Unie KBO, PCOB en het netwerk van organisaties van oudere migranten, NOOM (met een totaal bereik van 900.000 leden), heb ik bereid gevonden om gezamenlijk de voorlichtingscampagne over ouderenmishandeling uit te gaan voeren. Daarmee wordt het een campagne voor en door ouderen. Doel is om ouderenmishandeling bij ouderen zelf en hun omgeving bespreekbaar te maken. Vrijwilligers van de ouderenbonden worden getraind om voorlichting te geven. In 2013 – 2014 worden er ongeveer 400 themabijeenkomsten en 60 workshops gegeven. Voor deze campagne zijn posters en folders ontwikkeld. In het debat van 14 juni 2012 heb ik toegezegd u te informeren over het bedrag dat ik beschikbaar stel voor coaching en scholing van de ouderenbonden in het kader van de campagne. Voor de uitvoering stel ik ruim € 500.000 ter beschikking aan de gezamenlijke ouderenbonden. Begin 2013 start het project bij Mentorschap Netwerk Nederland, MNN (zie mijn brief van 9 juli 201219). MNN ontwikkelt daarvoor op dit moment een voorstel. Het plan „Voorkomen van overbelasting en ontsporing bij mantelzorgers‟ is onderdeel van mijn brede aanpak op het gebied van mantelzorg. In mijn brief van 22 mei 2012 heb ik de contouren van dit plan geschetst. Het plan kent twee prioriteiten. De eerste is de preventie van overbelasting. Op basis van de hierboven genoemde inventarisatie onder centrumgemeenten kan worden geconcludeerd dat gemeenten al veel instrumenten inzetten om overbelasting te voorkomen. Er hoeven geen nieuwe instrumenten meer ontwikkeld te worden. Het gaat er eerder om er voor te zorgen dat de verschillende instrumenten beschikbaar komen voor alle gemeenten. Daarnaast is het van belang om met elkaar er voor te zorgen dat overbelaste mantelzorgers ook daadwerkelijk bereikt worden. Daarom zal ik dit jaar lokale instrumenten en goede voorbeelden laten verzamelen en verspreiden onder de gemeenten. Ook zal ik in overleg met de gemeenten en partijen zoals Mezzo nagaan welke acties er nog nodig zijn om er voor te zorgen dat overbelaste mantelzorgers nog beter worden bereikt. Verder zet ik in op de versterking van de samenwerking tussen SHG‟s en de Steunpunten Mantelzorg. Ik zal de branches van deze steunpunten vragen hiervoor een voorstel te ontwikkelen. De tweede prioriteit richt zich op de vraag hoe ontspoorde mantelzorg aan te pakken. Uit genoemde inventarisatie komt naar voren dat er nog weinig ontwikkeld of bekend is hoe te handelen bij ontspoorde mantelzorg. Belangrijke vragen daarbij zijn: - Hoe kan de relatie tussen betrokkenen zodanig worden hersteld dat er geen kans meer is op herhaling? - Welke aanvullende instrumenten zijn nodig bovenop de instrumenten die al worden ingezet in het kader van preventie van overbelasting? Ik start dit jaar nog met een onderzoek naar deze twee vragen, om in 2013 op basis van dit onderzoek te bepalen welke acties ondernomen moeten worden om ontsporing aan te pakken.
19 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 29538, nr. 137
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 18 van 35
Uitvoering project ‘Aanpak geweld in huiselijke kring’ In reactie op het advies van commissie De Jong, heb ik een aantal maatregelen aangekondigd20 om te komen tot een toekomstbestendig en flexibel stelsel van hulp aan en opvang van álle slachtoffers van geweld in huiselijke kring. Bij de uitvoering daarvan werk ik samen met de VNG, de (centrum)gemeenten en de Federatie Opvang (FO). Ook betrek ik andere partijen, zoals de MOgroep, GGD Nederland en Jeugdzorg Nederland. De VNG en de Federatie Opvang voeren vanaf juli 2012 het project „Aanpak geweld in huiselijke kring‟ uit. Dit project loopt tot eind 2014, waarna vanaf 2015 sprake moet zijn van een vernieuwd stelsel.
Stand van zaken Een belangrijk onderdeel van het project betreft het opstellen van regiovisies (regionale beleidsplannen). Doel is om de beleidsmatige aanpak van geweld in huiselijke kring bij (centrum)gemeenten te versterken. In de regiovisies zal ook nadrukkelijk aandacht worden besteed aan kwaliteit en toezicht. Hiertoe wordt onder andere door de Federatie Opvang een kwaliteitsdocument opgesteld, zodat de opbrengst van het door mij gefinancierde Verbeterplan Vrouwenopvang wordt geborgd. Bij dit deelproject wordt tevens de motie- Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s.21 over kinderen in de opvang betrokken. Daarnaast heb ik de VNG en de Federatie Opvang gevraagd advies uit te brengen over een model voor de hulp en opvang aan specifieke groepen vanaf 2015. Bij dit advies worden in ieder geval de volgende groepen meegenomen: slachtoffers van loverboys, mannen die slachtoffer zijn van (eergerelateerd) geweld en meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld. Uitgangspunt hierbij is een toekomstbestendig systeem, waarbij door gemeenten in samenwerking met de opvang in de toekomst flexibel kan worden ingespeeld op (nieuwe) specifieke groepen die zich aandienen. Het advies heeft ook betrekking op de opvang van tienermoeders, waarvan ik in mijn reactie op commissie-De Jong heb aangekondigd dat deze groep, voor zover geen sprake is van geweld, ondergebracht zal worden in het systeem van de maatschappelijke opvang. Nadat de VNG en de Federatie Opvang hebben geadviseerd, zal in 2013 en 2014 de nadere uitwerking hiervan plaatsvinden. Alles is erop gericht de opvang van specifieke groepen zorgvuldig over te dragen aan gemeenten. Gelijktijdig met dit project werk ik op dit moment de overige maatregelen uit genoemde beleidsbrief uit. Om de positie van slachtoffers in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te versterken zal ik de definitie, prestatieveld 7 én artikel 4 (compensatieplicht) van de Wmo wijzigen. Deze wetswijzigingen worden thans voorbereid en naar verwachting in 2013 bij uw Kamer ingediend. Verder wordt er een objectief verdeelmodel voor de rijksmiddelen opgesteld, gebaseerd op objectieve uitgangspunten in plaats van historische componenten. Ten slotte start eind dit jaar een experiment integrale toegang en bekostiging vrouwenopvang bij de gemeenten Amsterdam, Almere, Leeuwarden en Tilburg. Doel van dit experiment is om te verkennen hoe er meer samenhang gebracht kan worden in de organisatie en bekostiging van arrangementen van zorg en ondersteuning in de vrouwenopvang. Het experiment loopt tot begin 2015. In 2012 heb ik voor de aanpak van geweld in huiselijke kring structureel € 7
20 Zie hiervoor Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 29325, nr. 117 21 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 29 325, nr. 58
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 19 van 35
miljoen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang. Deze middelen zijn bedoeld voor de hulpverlening na een tijdelijk huisverbod en voor de versterking van de SHG‟s en hun ketenpartners. In de voortgangsbrief stelselwijziging jeugd „Geen kind buitenspel‟22 is aangekondigd dat gemeenten verantwoordelijk worden voor een gecombineerd meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Zo wordt voor burgers en professionals duidelijker waar zij terecht kunnen voor hulp bij (vermoedens van) deze vormen van geweld. De nader te definiëren taken van dit meldpunt worden wettelijk geregeld. Daarbij zal ik ook bekijken wat op de langere termijn de verhouding van deze front-office tot de Hulplijn Seksueel Misbruik is. Om de gewenste samenvoeging van AMK‟s en SHG‟s zorgvuldig tot stand te brengen start ik, zoals in deel 1 van de brief beschreven, met een implementatietraject.
Aanpak kindermishandeling Dit jaar is het eerste jaar van de uitvoering van het Actieplan „Kinderen Veilig‟. Dit actieplan is 15 december 2011 met uw Kamer besproken. Aan het actieplan lagen diverse rapporten23 en gesprekken met veldpartijen ten grondslag.
Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik Op 11 september 2012 is de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik officieel ingesteld. De Taskforce, onder leiding van burgemeester Van der Laan van Amsterdam, bestaat uit vooraanstaande bestuurders en professionals die binnen hun vakgebied (al) veelbetekenend zijn voor de aanpak van kindermishandeling. Door deze krachten te bundelen krijgt de aanpak van kindermishandeling een belangrijke impuls. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel is als waarnemer toegevoegd aan de Taskforce. De Taskforce heeft een aanjagende rol bij de uitvoering van het actieplan om de ambities kracht bij te zetten. Naast eigen activiteiten die de Taskforce zal ondernemen, vindt ook monitoring van de uitvoering van het actieplan plaats. Omdat een daadkrachtige aanpak staat of valt met de betrokkenheid van omstanders en professionals, zal de Taskforce een voortdurend appèl doen op ieders verantwoordelijkheid. De Taskforce heeft drie speerpunten waar zij zich gedurende de uitvoering van het Actieplan „Kinderen Veilig‟ op zal richten. Het eerste speerpunt is de aanpak van seksueel misbruik. Hierbij wordt bijzondere aandacht gegeven aan licht verstandelijk beperkte en lichamelijk gehandicapte kinderen. Deze bijzondere aandacht is conform hetgeen ik u heb toegezegd in het AO beperkt weerbaar van 8 februari 2012. Een expert op dit gebied is benoemd als lid van de Taskforce. Preventie en multidisciplinaire aanpak zijn het tweede respectievelijk derde speerpunt. De Taskforce zal de verspreiding van het ouderprotocol Haaglanden onder ziekenhuizen verder ter hand nemen. Dit is conform mijn toezegging aan het lid Van der Burg (VVD) tijdens het AO kindermishandeling van 15 december 2011. Momenteel wordt in verschillende ziekenhuizen op de spoedeisende hulp gewerkt met een (vorm van) ouderprotocol kindermishandeling. Voorbeelden hiervan zijn ziekenhuizen in de vier grote steden en ziekenhuizen in Groningen en Friesland. In april 2013 komen de resultaten beschikbaar van het effectiviteitsonderzoek van het Haags ouderprotocol.
22 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 31839, nr. 200 23 Evaluatie regionale aanpak, advies Gezondheidsraad over zorgaanbod, Prevalentieonderzoek
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 20 van 35
In november 2012 zal de Taskforce haar werkprogramma en de eerste monitor presenteren.
Multidisciplinaire aanpak In het Actieplan „Kinderen Veilig‟ is de multidisciplinaire aanpak kindermishande- ling één van de drie speerpunten. Voor het stoppen van de ernstiger zaken en de behandeling van slachtoffers en daders moet de samenwerking worden verbeterd. De samenwerking tussen partijen uit de jeugdzorg, justitie en medische zorg staat centraal in de multidisciplinaire aanpak. Er zijn en worden in het land verschillende initiatieven genomen om, gegeven de lokale omstandigheden, de samenwerking rondom het mishandelde kind te verbeteren. Door het komend anderhalf jaar een zestal initiatieven te volgen die verschillen in hun opzet en aanpak, krijgen we meer inzicht in de meerwaarde en werkzame bestanddelen van deze aanpak voor Nederland. ZonMW begeleidt dit traject. De zes initiatieven die gevolgd worden zijn: de twee multidisciplinaire centra in Haarlem en Friesland (zoals al aangekon- digd in het actieplan), TASK Amsterdam, het Veilig Verder team Den Haag, de intersectorale aanpak Gelderland en het project TALK Utrecht. Het lid Van Toorenburg (CDA) heeft mij in het AO van 15 december 2011 verzocht om de ervaringen van het Centrum Seksueel geweld te betrekken bij het volgen van de multidisciplinaire samenwerking. Ik kan u melden dat dit zal gebeuren, aangezien het Centrum onderdeel uitmaakt van het TALK Utrecht project. Mo- menteel wordt door ZonMW in overleg met de initiatieven een monitor opgesteld die begin 2013 eerste inzichten zal bieden. In het voorjaar van 2014 komt het eindverslag en zal het kabinet met gemeenten bekijken of de nieuwe aanpak bre- de inzet verdient en op welke wijze dat vorm kan krijgen in het nieuwe jeugdstel- sel. Ook de Taskforce zal hier uiteraard bij worden betrokken.
Aandacht voor kindermishandeling in opleidingen De afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor kindermishandeling en huiselijk geweld in medische opleidingen voor aankomende professionals. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) heeft voor de medische opleidingen een inven- tarisatie gemaakt. In bijna alle bevraagde opleidingen is aandacht voor de on- derwerpen in het curriculum vastgelegd. In de afgelopen drie tot vijf jaar is er het nodige veranderd, de maatschappelijke aandacht voor de thematiek is toegenomen en in 34 van de 42 bevraagde opleidingen is er in het onderwijs- programma structurele aandacht voor kindermishandeling. Voor huiselijk ge- weld is het aantal iets lager, maar ook dit thema is in de meeste opleidingen een structureel onderdeel van het onderwijsprogramma. Aandacht voor kin- dermishandeling en huiselijk geweld is meestal verplicht gesteld, de intensiteit varieert tussen een vak, blok, kader of module. Het komt dus bijna niet voor dat het aanbod slechts facultatief is. Op basis van deze inventarisatie worden met de artsenfederatie KNMG in expertmeetings en in een werkgroep voorstellen ontwikkeld voor de curricula van medische opleidingen. Hierin wordt ingegaan op de vraag of de mate van aandacht voldoende is en of studenten aan het einde van hun opleidingen over voldoende competenties beschikken. Deze vraag is in het onderzoek een belangrijke vervolgvraag genoemd. In bijlage 1 wordt ook ingegaan op de aandacht in medische opleidingen voor kindermishandeling, in het bijzonder wat betreft medisch-forensische expertise. Eind dit jaar zal daarnaast worden gestart met een inventarisatie van andere beroepsgroepen, zoals die voor het maatschappelijk werk en voor het basis- en voortgezet onderwijs, om te achterhalen of de verbeteringen die zichtbaar
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 21 van 35
zijn bij de medische opleidingen zich ook bij de andere opleidingen hebben voorgedaan. Ik ben van mening dat er nog altijd ruimte is voor verbetering. Ik ontwikkel daarom een plan van aanpak om de aandacht voor kindermishandeling en huiselijk geweld in de curricula van de initiële opleidingen beter te verankeren. Hierbij richt ik mij zowel op het bestuurlijke niveau (top down) als op de docenten (bottom up). Ik begin op de werkvloer en ontwikkel voor gemotiveerde docenten werkvormen waarmee zij direct aan de slag kunnen. Op die manier kunnen leerlingen nu al worden opgeleid in de competenties die nodig zijn om te signaleren en handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarnaast verwacht ik een positieve invloed van de voorgenomen wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Immers moeten professionals (ook als zij net van school komen) kunnen werken met de meldcode. Hiermee creëert de wet meldcode naar verwachting vraag naar meer aandacht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in de initiële opleidingen, bijvoorbeeld via de werkgevers. In het genoemde plan van aanpak formuleer ik verdere acties die bevorderen dat huiselijk geweld en kindermishandeling in alle relevante opleidingen een structurele plek krijgen in het curriculum. Het plan van aanpak is naar verwachting eind 2012 gereed.
Geweldloos opvoeden TNO heeft een werkwijze ontwikkeld ter voorkoming van het schudden van baby‟s o.a. bij excessief huilen. Enkele leden van uw Kamer hebben verzocht haast te maken met de invoering van deze werkwijze die in de Verenigde Staten zeer effectief is gebleken24. Vanuit mijn ministerie zijn dit voorjaar het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg en het Kenniscentrum Kraamzorg gevraagd deze werkwijze in overleg met TNO in te voeren in de dagelijkse praktijk. Op dit moment wordt de aanpak voor preventie van het Shaken Baby Syndroom in Amsterdam geïmplementeerd en wordt implementatie in Den Haag voorbereid. Daarnaast bereidt TNO samen met het Kenniscentrum Kraamzorg, het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en betrokken branche- en beroepsorganisaties de ontwikkeling van een e-learning module voor om professionals te ondersteunen bij de uitvoering van de interventie.
Beleidsreactie op rapport vraag en aanbod forensisch-medische expertise Bij de aanpak van kindermishandeling, is de inzet van forensisch-medische experts (FME) van belang voor kind en ouders, want met deze expertise kan kindermishandeling worden aangetoond én uitgesloten. Het rapport „Vraag en aanbod van forensisch-medische expertise bij de aanpak van kindermishandeling‟ gaat over de inzet van FME en is in januari 2012 naar uw Kamer gestuurd25. De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid „Over de fysieke veiligheid van het jonge kind‟26. De Raad constateert dat forensisch-medische expertise nog beter benut kan worden in de strijd tegen kindermishandeling. Hierbij ontvangt u een korte reactie op het rapport over FME.
24 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 31015, nr. 76 25 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 - 2012, 31015, nr. 75 26 Kamerstukken II, vergaderjaar 2010 - 2011, 31015, nr. 55
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 22 van 35
De grootste toegevoegde waarde van het rapport is dat het een goed landelijk overzicht geeft van alle betrokkenen bij en aanbieders van FME. Hoe dit aanbod zich numeriek verhoudt tot de vraag is minder duidelijk. Echter, voor wat betreft de afstemming tussen de vraag en het aanbod, geven de afnemers aan over het algemeen tevreden te zijn over de wijze waarop hun vraag door de aanbieders wordt beantwoord. Dat is een belangrijke en positieve conclusie. De aandachts- punten die de onderzoekers in het rapport benoemen, zijn omgezet in een aantal actiepunten, welke hieronder staan vermeld. Ten eerste zal het aanbod van FME beter worden ontsloten. Hiertoe wordt een ketenbreed stroomschema uitgewerkt, dat de medische sector, jeugdzorg en de justitiële sector omvat. Hiermee komt meer structuur in de inzet van FME bij kindermishandeling. Als onderdeel van dit stroomschema zullen tevens door een bureau sociale kaarten per regio worden gemaakt en beschikbaar gesteld aan professionals, waarmee ze een goed beeld krijgen van waar ze concreet in de eigen regio terecht kunnen. De Raad voor de Kinderbescherming gaat waar nodig een nauwere samenwer- kingsrelatie aan met forensisch-medische experts, bijvoorbeeld van het NFI. Ten tweede wordt gezocht naar mogelijkheden om ontwikkelingen in vraag en aanbod met regelmaat in kaart te brengen, zodat een eventueel toekomstig tekort in aanbod tijdig kan worden ontdekt. Ten derde zal worden gestimuleerd dat in diverse opleidingen voor medici aandacht is en blijft voor het herkennen van kindermishandeling. Verder wordt in overleg met de beroepsgroep bezien of kwaliteitscriteria en registratie-eisen nodig zijn, om forensisch artsen met specifieke kennis ten aanzien van kin- dermishandeling beter te duiden. Ten vierde zal in het kader van de daderaanpak huiselijk geweld, worden in- gezet op een betere opsporing en vervolging van onder andere kindermishan- deling. Dit moet leiden tot een meer eenduidige werkwijze bij de opsporing en vervolging van kindermishandeling en daarbij de inzet van FME. Ten vijfde is de informatie-uitwisseling tussen beroepsgroepen een aandachts- punt. Hierbij zal eerst worden bezien welke instrumenten al bestaan, om pri- vacyobstakels weg te werken en informatie-uitwisseling te vereenvoudigen. Ten zesde wordt voor de inschakeling van de diensten van de FPKM (Forensi- sche Polikliniek Kindermishandeling) door onder meer vertrouwensartsen voor 2013 een bijdrage beschikbaar gesteld27. Het College voor Zorgverzekeringen heeft geoordeeld dat de diensten van de FPKM niet zijn te duiden als genees- kundige zorg in de zin van de Zorgverzekeringswet. In overleg met FPKM en andere betrokken partijen zal in 2013 een besluit worden genomen over de fi- nanciering. Hierbij zullen ook de uitkomsten van het rapport worden betrok- ken.
Het onderzoeksrapport biedt waardevolle informatie en brengt ons een stap verder in het proces om te komen tot verbeterde inzet van forensisch-medische expertise in Nederland. Voor de reflectie op het rapport en de verdere achtergrond en uit- werking van bovenstaande actiepunten, verwijs ik u naar bijlage 1 waarin een uitgebreide beleidsreactie is opgenomen.
Aanpak kinderpornografie Naar aanleiding van de bevindingen van de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) wordt momenteel geïnventariseerd welke activiteiten er zijn om ouders en jongeren digivaardig en digi-alert te maken, en 27 Deze bijdrage komt ten laste van begrotingsartikel 5, Jeugd.
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 23 van 35
welke daarvan aanscherping behoeven om kinderen te behoeden voor seksueel misbruik binnen de digitale wereld. Dit gebeurt in overleg met het ministerie van OCW, overige initiatieven en de NRM. De NRM is, zoals eerder aangegeven, als waarnemer toegevoegd aan de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik. De landelijke inrichting van de aanpak van kinderpornografie is een feit. Bij politie en OM is extra capaciteit vrijgemaakt voor de opsporing en vervolging inzake kinderpornografie en kindersekstoerisme. Op 2 oktober 2012 bent u over de voortgang aanpak kinderpornografie in justitieel kader door de minister van V&J geïnformeerd28.
Ondersteuning en opvang overige specifieke groepen Tot het moment van inwerkingtreding van het nieuwe stelsel voor de vrouwenopvang (zie hierboven) zorg ik ervoor dat de opvangvoorzieningen die nu nog via het Rijk worden bekostigd, worden voorgezet. Het gaat hierbij om de opvang van Asja2 van Fier Fryslân, tienermoederopvang van Siriz in Gouda, mannenopvang in de G4 en opvang van meisjes die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld (Zahir en EVA).
Opvang buitenlandse slachtoffers van mensenhandel De Categorale Opvang Slachtoffers van Mensenhandel voor buitenlandse slachtoffers van mensenhandel die gebruik maken van de bedenktijd wordt bekostigd door drie departementen (V&J, BZK en VWS). Deze opvang is sinds juni 2012 uitgebreid van 50 naar 70 plaatsen, zoals door de minister van V&J is beschreven in zijn brief van 3 juli 201229. Voorts wordt gewerkt aan verbetering van doorstroom, zie daarvoor de brief van de minister van V&J van 8 oktober 201230. Naast de in deze brief genoemde maatregelen houdt het kabinet de situatie voor deze groep nauwlettend in de gaten en onderneemt actie, wanneer dat nodig is.
Huwelijksdwang Huwelijksdwang, en verwante vormen van inperking van zelfbeschikkingsrecht waaronder achterlating, eergerelateerd geweld en huwelijkse gevangenschap, zijn vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. In het geval van minderjarige slachtoffers is er sprake van kindermishandeling. Het uitoefenen van huwelijksdwang is in strijd met internationale mensenrechtenverdragen en de verworvenheden van onze rechtsstaat en daarom onacceptabel. De vrijheid van het individu om zelf zijn of haar huwelijkspartner te kiezen is immers een in de wet verankerd recht. Bij de aanpak van huwelijksdwang geldt bij uitstek dat voorkomen beter is dan genezen. Het strafrecht is waar het gaat om de aanpak van huwelijksdwang een belangrijk en noodzakelijk sluitstuk. Groepsdruk, gevoelens van schaamte of angst voor repercussies zorgen er voor dat veel zaken niet bekend worden. Er moet daarom bovenal op preventieve maatregelen worden ingezet.
Het kabinet heeft daarom besloten tot het intensiveren van de aanpak van huwelijksdwang. In de brief31 hierover die begin juli 2012 aan uw Kamer is gestuurd zijn de maatregelen aangekondigd die de komende jaren worden ingezet 28 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 31015, nr. 81 29 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 - 2012, 28638, nr. 90 30 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 28638, nr. 92 31 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 32175, nr. 35
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 24 van 35
in het kader van de preventie van huwelijksdwang. Deze maatregelen zijn gericht op het bevorderen van bewustwording en mentaliteitsverandering binnen gemeenschappen waar dit voorkomt, op de deskundigheidsbevordering van professionals en op het versterken van de lokale (keten)aanpak. Enkele concrete maatregelen zijn bijvoorbeeld een multimediale campagne voor jongeren, voorlichting aan huwelijksmigranten over het feit dat gedwongen huwelijken in Nederland onaanvaardbaar en strafbaar zijn en een e-learningmodule voor werknemers in de gezondheidszorg en de hulpverlening. Daarnaast wordt op basis van beschikbare gegevens en signalen het voorkomen van huwelijksdwang en achterlating zo goed mogelijk in beeld gebracht. Het plan van aanpak voor de preventie van huwelijksdwang is een actieplan voor de periode 2012-2014 en is op dit moment in uitvoering.
Aan uw Kamer is toegezegd dat een verkennersgroep de problematiek die speelt bij de aanpak van huwelijksdwang en gedwongen achterlating in kaart brengt en met een voorstel voor een effectieve aanpak komt. Uw Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2013 geïnformeerd.
De colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten zijn door de minister van BZK op 5 juli 2012 nogmaals gewezen op de circulaire van 30 juni 2005. In de circulaire worden mogelijkheden beschreven die ambtenaren, belast met de uitvoering van de Wet GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), ter beschikking staan om bij een aangifte van verhuizing of vertrek van personen een vermoedelijke achterlating te onderkennen en in voorkomende gevallen daarvan een signaal af te geven aan Jeugdzorg.
Op 23 oktober jl. heeft uw Kamer het wetsvoorstel strafrechtelijke aanpak huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking aanvaard (32840). Hiermee wordt beoogd ernstige vormen van dwang, waaronder huwelijksdwang, strenger te kunnen bestraffen. Daarnaast wordt beoogd slachtoffers van huwelijksdwang meer bescherming te bieden, alsmede beter te kunnen optreden tegen in het buitenland gepleegde huwelijksdwang. Hoewel in de eerste plaats preventie van huwelijksdwang van groot belang is, vormt dit wetsvoorstel een belangrijke maatregel in de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang.
Aanpak loverboys In het algemeen overleg „ronselen van meisjes in jeugdzorginstellingen door loverboys‟ op 9 februari 2012 heb ik toegezegd om de medewerking van onderwijsinstellingen aan voorlichtingsprogramma‟s over seksuele weerbaarheid te agenderen voor het „Magenta overleg‟. Het kabinet zet zich in om aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit op scholen nog dit jaar verplicht te stellen, zoals eerder in deze brief is uiteengezet. In ditzelfde algemeen overleg is de rol van social media en mogelijke slachtoffers van loverboys aan de orde gekomen. Ik verwijs u hieromtrent naar de tekst hierover die hierna volgt (pijler 3).
Voor de uitvoering van de motie-Van der Burg32 over specialistische behandeling voor slachtoffers van loverboys heb ik in september een expertmeeting georganiseerd. Ter voorbereiding van deze bijeenkomst heeft het Verwey Jonker Instituut een inventarisatie uitgevoerd naar de opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys bij de betreffende instellingen (jeugdzorg en vrouwenopvang). Tijdens de bijeenkomst hebben professionals en onderzoekers 32 Kamerstukken II, 2011-2012 31839, nr. 181
Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Maatschappelijke Ondersteuning
Pagina 25 van 35
gediscussieerd aan de hand van de inventarisatie. Op basis van de uitkomsten bereid ik nu een beleidsstandpunt hierover voor. Dat standpunt zal vermoedelijk niet meer in deze kabinetsperiode kunnen worden afgerond, maar ik wil mijn opvolger zo goed mogelijk voorzien van grondstof voor keuzes.
In voornoemd algemeen overleg heb ik tevens toegezegd om een antwoord te geven op de vraag hoe de eigen bijdrage in de GGZ zich in het nieuwe stelsel van zorg voor jeugd verhoudt tot slachtoffers van loverboys. In het kader van de stelselherziening jeugd zal de jeugd-GGZ worden overgeheveld naar de gemeenten. In het concept-voorstel van de nieuwe jeugdwet is opgenomen dat de jeugd-GGZ tot 18 jaar onder verantwoordelijkheid van gemeenten komt te vallen. Verzekerden van 18 jaar of ouder die GGZ ontvangen vallen onder de Zorgverzekeringswet. In de conceptwet is tevens voor gemeenten de mogelijkheid opgenomen om een eigen bijdrage te heffen die zoveel mogelijk overeenkomt met de eigen bijdrage in de Wmo. Naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van deze regeling wordt binnenkort een onderzoek gestart en dit zal in het voorjaar van 2013 tot resultaat leiden. Voor patiënten van 18 jaar of ouder blijft geestelijk gezondheidszorg onder de Zorgverzekeringswet vallen. In het deelakkoord over de begroting van 2013 is opgenomen dat de eigen bijdrage GGZ wordt afgeschaft. Inmiddels heeft uw Kamer de motie-Harbers/Plaskerk33 aanvaard, waarin wordt verzocht in te stemmen met het deelakkoord begroting 201334.
Internationaal Ook op internationaal niveau is er aandacht voor de thematiek van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Een voorbeeld daarvan is het Verdrag tegen geweld tegen vrouwen en geweld in huiselijke kring van de Raad van Europa. Nederland is voornemens dit verdrag te ondertekenen en ratificeren, omdat het kabinet het belang van dit verdrag onderschrijft. Inmiddels zijn de voorbereidingen voor de goedkeuring en uitvoering van dit verdrag gestart35.
Pijler 2: Gerichte aanpak van daders
In de voorafgaande tekst van pijler 1 is reeds op enkele aspecten van de daderaanpak ingegaan, bijvoorbeeld waar het gaat om ouderenmishandeling en het wetsvoorstel huwelijksdwang. Aanvullend daarop wordt hierna specifiek ingegaan op de daderaanpak.
Code Rood In de Kamerbrieven van 13 januari 201136 en 21 november 201137 is aangekon- digd dat een verscherpte aanpak voor recidiverende daders en daders van „intima- te terrorism‟ 38 (dit zijn de ernstigste groepen daders van geweld in huiselijke
33 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 - 2013, 33400, nr. 6 34 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 33410, nr. 12 35 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012 – 2013, 28345, nr. 124 36 Kamerstukken II, vergaderjaar 2010 – 2011, 28345, nr. 109 37 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 28345, nr. 116 38 Bij „intimate terrorists‟ gaat het om de meest extreme categorie daders van geweld in huiselijke kring waarbij de dader het slachtoffer probeert te domineren door controle en macht uit te oefenen, psychisch geweld te plegen en te dreigen met lichamelijk geweld.