Waarheid
Bij een hemelreine bronne,
Eer zij 't groene dal bespoelt,
Heb ik dromende eens gezeten,
En mijn hete dorst gekoeld.
'k Heb het dal doorlopen later,
En gezocht de blanke vliet;
'k Vond er menig klare water,
Maar mijn bronne vond ik niet.
In de drang der eerste liefde,
Blozend, aarz'lend en verrukt,
Heb ik, jongeling, de eerste
Reine maagdenzoen geplukt.
Later heb ik, 't hart vol wonden,
Naar de heil'ge kus getracht;
Nergens heb ik hem gevonden,
Niemand heeft mijn leed verzacht.
Waarheid, uit uw zuiv're bronne
Heb ik mij gelaafd als kind;
Waarheid, maagdenblanke waarheid,
'k Heb als jongling u bemind.
'k Min u steeds nog, 'k wil u vinden,
Rusten, slapen aan uw borst;
'k Voel de twijfel mij verslinden;
Kom, en laaf mijn zielendorst.
uit het hart 1874.
Gentil Antheunis
Bij een hemelreine bronne,
Eer zij 't groene dal bespoelt,
Heb ik dromende eens gezeten,
En mijn hete dorst gekoeld.
'k Heb het dal doorlopen later,
En gezocht de blanke vliet;
'k Vond er menig klare water,
Maar mijn bronne vond ik niet.
In de drang der eerste liefde,
Blozend, aarz'lend en verrukt,
Heb ik, jongeling, de eerste
Reine maagdenzoen geplukt.
Later heb ik, 't hart vol wonden,
Naar de heil'ge kus getracht;
Nergens heb ik hem gevonden,
Niemand heeft mijn leed verzacht.
Waarheid, uit uw zuiv're bronne
Heb ik mij gelaafd als kind;
Waarheid, maagdenblanke waarheid,
'k Heb als jongling u bemind.
'k Min u steeds nog, 'k wil u vinden,
Rusten, slapen aan uw borst;
'k Voel de twijfel mij verslinden;
Kom, en laaf mijn zielendorst.
uit het hart 1874.
Gentil Antheunis