Aangifte doen van zedendelict wordt simpeler
De Nationale Politie gaat het aangifte doen van een zedendelict vereenvoudigen. Zedenrechercheurs hoeven niet langer een groot aantal onderwerpen verplicht af te gaan tijdens het intakegesprek voorafgaand aan de aangifte. Ook wordt duidelijker vastgelegd dat slachtoffers voortaan met de politie kunnen overleggen over het aantal dagen bedenktijd.
Door: Nadia Ezzeroili 28 december 2015, 06:00
Dat staat in de hernieuwde instructie voor zedenrechercheurs, die in januari 2016 in werking treedt. De huidige aangifte- en vervolgingsprocedure bij zedenzaken lag de afgelopen maanden door een aantal incidenten onder vuur bij slachtoffers, belangengroepen en Kamerleden. Vooral de bedenktijd kwam de politie op stevige kritiek te staan. Zo moest een vrouw in Groningen, nadat ze in juni werd aangerand, twee weken wachten voordat ze aangifte mocht doen.
Ook de Nationaal Rapporteur uitte zich kritisch over het aangiftetraject bij de zedenrecherche. De procedure zou volgens de Nationaal Rapporteur onnodig drempels opwerpen voor slachtoffers die aangifte willen doen. 'Aan de hernieuwde werkwijze werd al langere tijd gewerkt', zegt voormalig teamchef zeden Yet van Mastrigt.
Volgens Van Mastrigt, die naar het incident in Groningen verwijst, was de twee weken bedenktijd volgens de regels nooit verplicht. 'Dat was een misvatting die bij sommige rechercheurs heerste. De bedenktijd komt ook in de hernieuwde instructie terug, want hij is juist ingesteld in het belang van slachtoffers. Maar nu zeggen we tegen onze rechercheurs: geef altijd bedenktijd mee en overleg met het slachtoffer over de duur daarvan, tenzij het slachtoffer direct aangifte wil doen.'
Overmaat aan informatie
Het 'informatief gesprek', dat voorafgaat aan eventuele aangifte, wordt in de hernieuwde instructie ook aangepast. Zo wordt het aantal onderwerpen gehalveerd. Een rechercheur hoeft tijdens het gesprek niet langer 41 punten over het delict, procedures en hulpverlening af te gaan. Van Mastrigt: 'Al die punten zijn relevant, maar kunnen zorgen voor een overmaat aan informatie bij slachtoffers. Dat is niet de bedoeling. Je moet als zedenrechercheur rekening houden met de persoon die tegenover je zit. Iemand met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking moet je niet vermoeien met zoveel informatie en vragen.'
Nicole Nierop, coördinator van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken, benadrukt dat het informatief gesprek een belangrijk onderdeel van de instructie blijft. Volgens Nierop moet je in het belang van het slachtoffer een realistisch beeld schetsen. 'Is er sprake van een strafbaar feit? Lijkt de zaak juridisch haalbaar? Overziet het slachtoffer eventuele negatieve gevolgen van een aangifte?'
'Het niet bespreken van deze onderwerpen kan ook schadelijk zijn voor slachtoffers', zegt Nierop. 'Zedenrechercheurs moeten voorkomen dat slachtoffers later worden overvallen door zaken die ze niet hadden verwacht. Bijvoorbeeld het feit dat een zitting openbaar is en de advocaat van de verdachte vervelende vragen kan stellen. Slachtoffers serieus nemen betekent ook dat je, samen met hen, goed naar hun zaak en hun situatie kijkt.'
'Ambtshalve opsporing'
Ook nieuw in de instructie is de grotere nadruk op de 'ambtshalve opsporing': het instellen van een politie-onderzoek wanneer het slachtoffer afziet van aangifte, maar er toch voldoende aanleiding is een verdachte te volgen.
Van Mastrigt: 'Zeker wanneer sprake is van een voortdurende, onveilige situatie is dat van belang. We hebben meegemaakt dat een moeder met een kindje van 4 jaar bij het politiebureau kwam om misbruik door haar man te melden. Ze was bang om aangifte te doen, maar haar verhaal was zo alarmerend dat we het ons niet konden permitteren dat het kind nog langer in huis bleef. We hebben de man die dag nog opgepakt. Hij bekende meteen.'
BRON: volkskrant.nl